In het voorjaar van 2021 is het boek “Mendidik ala Papua“ (Onderwijzen als Papoea) van de stichting AFI verschenen en verspreid door Papoea. Er is ook een digitale versie. Wij meldden er eerder over dat PJNS en Hapin de uitgave hiervan mede hebben gefinancierd. Het is een boek geworden met 27 interessante en belangrijke aanbevelingen, adviezen en verhalen van mensen die zelf werken in, of betrokken zijn bij, het onderwijs in Papoea. Die hoofdstukken gaan allemaal over het belang van aansluiten bij de cultuur van het land, contextueel onderwijs. Diverse hoofdstukken zijn vertaald en we laten drie schrijvers aan het woord met hun eigen kijk op het onderwijs. Als we hiermee uw verdere belangstelling heb gewekt kunt u een digitaal boek aanvragen. (06 235 27 291)

Taal (Christoporus Aria Prabantara SJ)

“Er is een theorie die zegt dat het opvoeden van kinderen op jonge leeftijd (PAUD en SD) met behulp van hun moedertaal hun leerproces enorm zal helpen”.

“Het feit dat er in Papua veel stammentalen zijn, laat dus zien dat lesgeven in Papoea niet eenvoudig is. Een leraar moet de verschillende culturen onder ogen zien”. (Red.: de stammentaal is de eerste taal, het Indonesisch is voor Papoea’s de tweede taal)

De toepassing van de moedertaal in het basisonderwijs moet dus zorgvuldig worden voorbereid. Een voorbeeld over wiskunde. (Irene Endah Tri Winihati)

“Etno-wiskunde wordt gedefinieerd als een culturele antropologie van wiskunde en wiskundeonderwijs.

In het gebied van de zuidkust van Papoea, dat wordt bewoond door de Marind-stam, nodigt de leraar de basisschoolleerlingen uit om getallen te herkennen. Beginnend met het cijfer “één” door het woord één te lezen in Marind, namelijk “hyakod”. Vervolgens vraagt de leraar aan de leerlingen het symbool van het cijfer één in hun respectievelijke notitieboekjes te schrijven. Er is hier een belangrijk punt toegepast, namelijk het behouden van de Marind-taal, afgezien van het leren van getallen zelf”.

Lege klassen in het binnenland (Edoarde Mote)

“Regelmatig, als ouders voedsel zoeken in de ‘dusun’ (hun ‘tuin’ in het oerwoud), volgen jonge kinderen hun ouders. Dit omdat ze te jong zijn of omdat ze mee moeten helpen om voedsel te vinden.

Zij volgen dan tijdelijk geen onderwijs. Na het vertrek van de ouders naar de ‘dusun’ (meestal voor enkele weken) kan de leraar al voorspellen dat de klas binnen een week door nog maar een paar kinderen zal worden bezocht. Het zal zeker stil zijn in de klas. In zo’n situatie zijn er leraren die er toch voor kiezen om de les voor de kleine groep voort te zetten. Die overweging maken zij omdat in het semester-programma heel weinig tijd is om stof in te halen. Veelal wordt het leermateriaal plichtmatig gegeven om de leerdoelen te halen. Of de kinderen het nu begrijpen of niet, voor een deel van de leraren is het belangrijkste dat zij voldoen aan de normen om aan het schoolexamen te kunnen deelnemen. Problemen met lezen, schrijven of rekenen worden later in de stad opgelost als de leerlingen naar de middelbare school gaan”.

“Ook omdat veel leraren contractleerkrachten zijn, zijn zij zelf ook nog wel eens afwezig. Zij worden anders behandeld dan ambtenaren met betrekking tot hun welzijn. Ook door een gebrekkige communicatie-infrastructuur, ontbreekt er een soepele coördinatie tussen het Bureau en contractleraren in het binnenland. Hun geld komt soms maanden niet en dan kunnen ze niet aan eten komen. Dit is vaak de belangrijkste reden waarom deze leraren naar de stad moeten. Ze moeten daar zelf hun administratieve zaken gaan regelen. Als hier problemen mee zijn, blijven de leraren langer in de stad waardoor het onderwijs langer staakt”.

Opvoeding en Internaten (Elok Pakaryaningsih Sudono)

“Het is heel belangrijk om als leraar te kunnen omgaan met de bestaande culturele context en studenten te accepteren zoals ze zijn. Bovendien is het gebruik van contextuele referenties bij het leren, een houding die de erkenning van het bestaan ​​van Papoea-kinderen laat zien”. “Als opvoeders is het onze plicht om materiaal te leveren dat door anderen is bepaald, maar we hebben ook de plicht om benaderingen te ontwikkelen die passen bij de cultuur waarin kinderen leven”.

“In de praktijk van het berispen of wijzen op fouten, meestal lijkt de woede (emotionele uitstorting) van de opvoeder te domineren, begrijpt de leerling soms niet waarom hij wordt uitgescholden en gestraft.
Bij het geven van berispingen moet de waardigheid of het zelfrespect van de leerlingen behouden blijven en wat niet minder belangrijk is, dat de leerlingen zich bewust worden van hun fouten. Op deze manier zullen leerlingen bereidwillig zowel advies als berispingen en zelfs straffen accepteren die het gevolg zijn van ongehoorzaamheid”.
“Het onderwijspatroon in een internaat biedt kansen. Het patroon van internaat onderwijs zal Papoea-kinderen kansen bieden om kennis, karakter en levensvaardigheden te ontwikkelen. Het leven in een internaat, dat gewoonlijk regelmatig is, kan een thuis zijn voor kinderen om te leren over liefde, socialisatie, verantwoordelijkheid, discipline in de praktijk, gehoorzaamheid, cultuur, en zelfs kunnen kinderen ‘ouders’ vinden in de verzorgers”.

“De reden om internaten aan te moedigen is zeer relevant voor de context in Papoea waar ouderschap in het gezin niet kan worden vertrouwd omdat de ontwikkeling van kinderen moet worden ondersteund op het gebied van cognitie, psychosociaal en affectie”.