Over Papoea

Papoea, het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea, is het meest oostelijke gebied van Indonesië. Niet te verwarren met Papua New Guinee, het oostelijk, zelfstandige deel van het op een na grootste eiland van de wereld.

Sinds juli 2022 is de provincie indeling van Papoea gewijzigd. Waren er voorheen alleen Papua Barat en Papua, nu zijn er 6 provincies. Een versnippering die niet door alle Papoea’s wenselijk wordt geacht.

De zes provincies zijn samen net zo groot als Frankrijk. Een grote bergketen die dwars over het eiland loopt, maakt een natuurlijke scheiding tussen noord en zuid. Na de herindeling kent Papua Selatan de vier districten Merauke, Mappi, Boven Digul en Asmat.  Het werkgebied van PJNS loopt sinds 1986 parallel aan de bisdom-indeling.  Die loopt niet gelijk aan de huidige provincie indeling. Asmat valt vanouds onder een ander bisdom.

Werkgebied  PJNS

Er zijn in ons werkgebied gebied 3 steden, Merauke, Kepi en Tanah Merah.  80% van het gebied bestaat uit oerwoud en moeras. Er zijn weinig wegen, vervoer gaat voornamelijk over de brede lange meanderende rivieren of per vliegtuig(je). Langs de grens met Papua New Guinee is een weg in aanbouw die in de bedoeling van de Indonesische overheid, gaat lopen van Merauke naar de hoofdstad Jayapura in het noorden. De Papoea’s in het binnenland zijn voor hun voedsel en andere levensbehoefte voor een groot deel afhankelijk van rivieren en het oerwoud. Voor hun dagelijks voedsel jagen ze op o.a. varkens en vogels. Ze vissen in de vele rivieren die het land doorkruisen. Ze leven van fruit, planten en bomen waarvan de sagoboom de voornaamste voedselbron is. Hun medicijnen komen uit het oerwoud. Het hout voor hun huizen en vuur kappen ze daar. Hun identiteit ontlenen ze aan een eeuwenlange traditie in het oerwoud. Echter, door grootscheepse ontbossing en aanleg van palmolieplantages, gefaciliteerd door de Indonesische regering, komen ze daarmee enorm in de problemen. Enerzijds verdedigen ze met hand en tand hun grond en de oude tradities maar ook de moderne tijd lonkt.

De wens om naar de steden te trekken is dan ook begrijpelijk. Echter in de steden behoren de Papoea’s tot de armste bevolkingsgroepen. Ze zijn niet- of laagopgeleid, zijn de stedelijke cultuur en het “snelle” leven in de stad niet gewend. Ze moeten met deze achtergrond werk zoeken om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien en dat is een bijna onmogelijke opgave. Tevens moeten ze in de steden concurreren met Indonesiërs die een meer ondernemende geest hebben. Het zijn vooral Javanen en Sulawesiërs die daar zijn komen wonen na overplaatsing als gevolg van overbevolking op hun eigen eiland, de zogenaamde Transmigratiepolitiek. Zij krijgen bij binnenkomst een huisje en een stukje grond aangeboden, dat geldt niet voor de inlandse Papoea’s. Zij wonen aan de rand van de steden in eenvoudige optrekjes of hutten.

Ondanks de rijkdom aan grondstoffen behoort Papoea tot de meest achtergestelde regio’s van Indonesië. De opbrengsten van palmolieplantages en de grote goud- en kopermijnen verdwijnen via  Jakarta, naar grote multinationals. Voor het zelfbewustzijn van de Papoea’s en om te leren voor zichzelf op te komen, is onderwijs van groot belang.

Sinds 1986, het oprichtingsjaar van PJNS, is er in de steden een grote verandering in gang gezet. Qua infrastructuur, handel en wonen. Steeds meer jongelui volgen vervolgonderwijs en willen studeren in de hoofdstad Jayapura of in andere Indonesische steden. Met het uiteindelijke doel hun eigen land te kunnen vertegenwoordigen en hun stem te laten horen. Uiteindelijk willen zij posities gaan innemen op belangrijke politieke en maatschappelijke posten om hun land te helpen ontwikkelen. Dit kost nog veel tijd, daar zijn nog enkele generaties mee gemoeid.